Maagzuurafscheiding

De huidige wetenschappelijke kennis leert ons dat de afscheiding van maagzuur wordt beheerst door drie aparte stoffen: acetylcholine, gastrine en histamine.

Acetylcholine (ACh) is een neurotransmitter, een hormoonachtige stof die informatie overdraagt binnen het zenuwstelsel en tussen de zenuw- en spiercellen. Neurale controle van de zuurafscheiding via ACh maakt het mogelijk dat de maag bij het zien of ruiken van voedsel maagzuur begint uit te scheiden. Zelfs bij het denken aan voedsel prikkelen impulsen, die hun oorsprong in de hersenen vinden, het vrijkomen van ACh op pariëtale cellen.

Gastrine bevordert de HCI-afscheiding op twee manieren: het stilmuleert direct de pariëtale cellen die reageren met het uitpompen van zuurmoleculen. Belangrijker is het vermogen van gastrine om ECL-cellen te stimuleren om histamine af te scheiden.

Histamine stimuleert op zijn beurt pariëtale cellen om HCI vrij te geven. De plaats aan de pariëtale cel waaraan histamine zich bindt, heet de H2-receptor. Histaminewerking aan de H2-receptor is de primaire stimulus voor het vrijkomen van maagzuur. Medicijnen zoals Zantac, Tagamet, Pepcidin en Axid, die als H2-receptorantagonisten bekend staan, voorkomen dat gastrine de H2-receptoren stimuleert, wat het vrijkomen van zuur in de maag aanzienlijk vermindert.